De Gallische oorlog duurde van 58 voor Christus tot 51 voor Christus. In deze tijd had hij bijna heel Gallië bezet ook een deel van Nederland). De laatste stammen die nog niet bezet waren sloten zich met zijn allen op in een stad in het midden van Gallië. Om deze stad bouwde Caesar een grote muur zodat er geen hulp binnen kon komen. Het voedsel raakte op bij de Galliërs en ze konden geen nieuw voedsel meer krijgen. Na een paar maanden viel de neef van de leider van de Galliërs de Romeinen aan met 60.000 soldaten. Caesar vocht terug met 6.000 soldaten. De neef vertrouwde het niet dat Caesar met maar 6.000 soldaten vocht en trok zich terug. De Gallische stad gaf zich over omdat ze niet verwachten dat er nog hulp zou komen.

De schildmuur zijn meerdere rijen van mannen (alleen mannen want vrouwen mochten toen nog niet in het leger) die allemaal een groot schild voor of naast zich hielden dit was een erg handige manier om volken te bestormen aangezien je niet geraakt kon worden door zwaarden en speren maar ook niet door pijlen en stenen.

De Gladius was het basiswapen van de romeinen. Een kort zwaard is handig omdat je dan in je andere hand een schild kan houden. Buiten het romeinse rijk was een zwaard alleen wat voor de mensen die echt belangrijk of rijk waren omdat het heel moeilijk te maken is. En veel ijzer kost om een heel lemmet te maken.